Mezza Weekendmagazine,
22 december 2022,
Vroeger lustte ik geen blauwe kaas. Dan zei ik bijvoorbeeld tegen mensen: ik lust geen blauwe kaas. En dan zeiden die mensen terug: oh lust je geen blauwe kaas! Ik vind niks lekkerder dan blauwe kaas! Maar ook geen Stilton? Nee ook geen Stilton. Ook niet die ene met port? Nee ook niet die ene met port.
Ik had hier last van. Ik vond het erg kinderachtig van mezelf. En bovenal m’n eer te na dat ik bijna alles lustte, maar dan niet zoiets normaals als blauwe kaas. Frustrerend, alsof je de spaarkaart niet vol hebt. Ik pronk ook graag met mijn makkelijke-eter-schap. Ik had namelijk jarenlang een relatie met een moeilijke eter, nou, dan sta je toch lager op de sociale ladder. Niemand gaat dat in je gezicht zeggen. Het maakt in feite natuurlijk niet uit of iemand een kindermenu besteld in een grotemensenrestaurant. Maar. Het maakt wel uit. Het maakt alles uit.
Op een dag zijn je smaakpapillen zo murw gebeukt dat ze zich wel overgeven
Dus op een zeker moment dwong ik mezelf blauwe kaas te leren eten. Gewoon net zo lang door bikkelen tot je het gaat waarderen. Net als met trassi, espresso of volle bordeaux. Doorzetten. Niet miepen. Stug naar binnen blijven duwen. Op een dag zijn je smaakpapillen zo murw gebeukt dat ze zich wel overgeven.
Nu lust ik dus blauwe kaas. Maar toch raak ik nog steeds in discussies verwikkeld over die moederseksende kaas. Ik moet namelijk steeds uitleggen waarom ik het nu ineens wél lust. En dan vinden die mensen mij weer zo’n spartaanse mafklapper dat mijn geestelijke gezondheid in twijfel getrokken wordt. Soms mag ik het niet eens hebben van ze! Zelfs geen Stilton. Zelfs niet die ene met port. Omdat ik eerst maar aan m’n zelfhaat moet werken. Waar ze op zich een punt hebben. Maar. Ik leer mezelf nog eerder stieren ballen eten vrees ik…